-
1 inconnu
inconnu [ẽkonnuu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉2 ongekend♦voorbeelden:vivre inconnu • een teruggetrokken leven leideninconnu à qn. • (aan) iemand onbekendles inconnues du problème • de onbekende factoren die bij het probleem een rol spelenun(e) inconnu(e) • onbekende, vreemdeadj1) onbekend, vreemd2) ongekend -
2 inconnu à qn.
inconnu à qn.
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский